Biografie van Mario Soldati
Inhoudsopgave
Biografie - Getuigen en opvoeden
Geboren op 16 november 1906 in Turijn, voltooide Mario Soldati zijn eerste studies in zijn geboortestad bij de Jezuïeten. Daarna bezocht hij liberale en radicale intellectuele kringen, verzameld rond de figuur van Piero Gobetti. Hij studeerde af in Literatuur en ging later naar het Hoger Instituut voor Kunstgeschiedenis in Rome.
In 1924 schreef hij het toneelstuk 'Pilatus'. In 1929 publiceerde hij zijn eerste verhalenbundel: 'Salmace' (1929) voor de uitgaven van het literaire tijdschrift 'La Libra' onder leiding van zijn vriend Mario Bonfantini. Ondertussen maakte hij kennis met schilders en filmkringen. Hier werd hij, na een eerste leertijd als scenarioschrijver, ook regisseur. Zijn opleiding was eenDuidelijk postromantisch: hij bracht talrijke romans uit het einde van de 19e eeuw naar het witte doek, zoals 'Piccolo mondo antico' (1941), 'Malombra'. Hij verkleinde 'Le miserie di Monsù Travet' (1947), naar een toneelstuk van Bersezio, en 'Eugenia Grandet' van Balzac, en 'La provinciale' van Alberto Moravia (1953) voor de bioscoop.
Nadat hij in 1929 een beurs had gekregen, mede omdat hij zich ongemakkelijk voelde in het fascistische Italië, verhuisde hij naar Amerika waar hij tot 1931 bleef en waar hij de kans kreeg om les te geven aan een college. Zijn verblijf aan de Columbia University gaf aanleiding tot het boek 'America, First Love'. Het fictieve verslag van zijn ervaringen in de Verenigde Staten werd ook eenvan fictie voor het scherm.
Vanaf het allereerste begin is er een dubbele ziel aanwezig in zijn werk: een mengeling van ironisch-sentimenteel moralisme en een voorliefde voor intriges, soms op het punt van het groteske, of het detectiveverhaal.
Mario Soldati is een abnormale figuur in de Italiaanse literaire scène van de 20e eeuw; de critici zijn vaak gierig geweest en nogal terughoudend om de eenheid van zijn werk te vatten. De fout - of misschien wel de verdienste - ligt bij Soldati zelf, die altijd geneigd is geweest om zichzelf op te splitsen en te desoriënteren, gedreven door zijn verve, zowel menselijk als artistiek. Desondanks beschouwen sommigen hem vandaag de dag als een van de grootste getuigenliteraire schrijvers van het Italië van de 20e eeuw.
Zie ook: Margaret Mazzantini, biografie: leven, boeken en carrièreSoldati is een 'visueel' en 'visionair' schrijver: met een blik die is opgeleid in de figuratieve kunsten, weet hij een verstoring van de ziel weer te geven met de perspectivische precisie van een landschap, net zoals hij menselijke emotie weet toe te voegen aan de beschrijving van levenloze dingen.
Mario Soldati's narratieve productie is enorm: onder zijn werken zijn "La verità sul caso Motta" (1937), "A cena col Commendatore" (1950), "La giacca verde" (1950), "La Finestra" (1950), "Le lettere da Capri" (1954), "La confessione" (1955), "La busta arancione" (1966), "I racconti del maresciallo" (1967), "Vino al vino" (1976), "L'attore" (1970), "La sposa Americana" (1977), "ElPaseo de Gracia' (1987), 'Dry Branches' (1989). Recentere werken zijn 'Works, Short Novels' (1992), 'The Avings' (1994), 'The Concert' (1995).
Aan het einde van de jaren 50 maakte een passage in Mario Riva's 'Musichiere' hem bekend bij het grote publiek. Zo ontstond een intense relatie met het medium televisie. De beroemde onderzoeken 'Viaggio nella Valle del Po' (1957) en 'Chi legge?' (1960) zijn reportages van absolute waarde, voorlopers van de beste televisiejournalistiek die nog zou komen.
Zie ook: Edoardo Raspelli, biografieIn zijn carrière als scenarioschrijver en filmregisseur (zijn debuut was in 1937) regisseerde hij achtentwintig films tussen de jaren 1930 en 1950. Hij hield zich ook bezig met ervaringen die beschouwd worden als taboe voor een gemiddelde Italiaanse schrijver uit die tijd: hij trad op als getuigenis voor de promotie van een bekende wijn, speelde in 'Napoli milionaria' met Peppino De Filippo en 'Questa è la vita' met Totò, en bedacht, regisseerde en presenteerde televisieprogramma's (ook met Mike Bongiorno).
Mario Soldati woonde lange tijd tussen Rome en Milaan en bracht zijn oude dag door in een villa in Tellaro, vlakbij La Spezia, tot aan zijn dood op 19 juni 1999.