Biografie van Steve McQueen
Inhoudsopgave
Biografie - Mythe binnen de mythe
Steve McQueen (echte naam Terence Steven McQueen) werd geboren op 24 maart 1930 in Beech Grove, Indiana (VS), als zoon van een stuntman die kort na zijn geboorte zijn vrouw verliet. Hij verhuisde een tijdje naar Slater, Missouri, om bij een oom te logeren, en keerde op twaalfjarige leeftijd terug naar zijn moeder in Los Angeles, Californië. De puberteit verliep niet van een leien dakje, en SteveOp zijn veertiende werd hij lid van een bende, waarop zijn moeder besloot hem naar de California Junior Boys Republic te sturen, een correctieschool in Chino Hills. Na het verlaten van de school nam de jongen dienst bij de marine, waar hij drie jaar diende, tot 1950. Kort daarna ging hij naar de Actor's Studio in New York van Lee Strasberg: de selecties voor de cursussenDe acteerlessen trokken tweehonderd aanmeldingen, maar alleen Steve en een zekere Martin Landau kregen toegang tot de school. In 1955 stond McQueen al op het podium van Broadway.
Van daar naar zijn filmdebuut was een korte stap: zijn debuut kwam in 1956 met Robert Wise's 'Somebody Loves Me Up There', hoewel zijn eerste grote rol pas in 1960 kwam, toen hij de cowboy Vin speelde in 'The Magnificent Seven', een western van John Sturges, die hem het jaar daarvoor al had geregisseerd in 'Sacred and Profane'. In 1961 maakte McQueen deel uit van de cast van 'Hell is for Heroes', geregisseerd doorvan Don Siegel, waar hij samen met James Coburn zijn gezicht leent aan voormalig sergeant John Reese die zijn rang verliest nadat hij dronken is geworden.
De echte en definitieve inwijding voor de jonge Amerikaanse acteur kwam echter in 1963 met "The Great Escape", van Sturges zelf: hierin speelt Steve McQueen Virgil Hilts, een roekeloze en gedurfde kapitein die hem over de hele wereld bekend maakt. Het succes op het witte doek is overweldigend, en dramatische en intense rollen ontbreken niet: na "Cincinnati Kid", van Norman Jewison, waarin McQueenspeelt de rol van een pokerspeler, is het in 1968 de beurt aan 'The Thomas Crown Case'.
In de jaren 1970 maakte hij een terugkeer naar westerns met "The Last Buscadero", geregisseerd door Sam Peckinpah, die hem vervolgens terugriep voor de misdaadthriller "Getaway", terwijl Franklin J. Schaffner hem schreef voor "Papillon", waarin hij Henri Charrière speelde, een echte gevangene en auteur van de gelijknamige roman waarop de film is gebaseerd. Na deze verschijning, unaniem beschouwd door criticiMcQueen was de beste in zijn carrière, zowel esthetisch als fysiek, en werd gevraagd om naast William Holden en Paul Newman de hoofdrol te spelen in 'The Towering Inferno'. Dit was echter de zwanenzang voor het begin van een langzame neergang. In 1979 ontdekte McQueen dat hij mesothelioom had, een tumor van het borstvlies die waarschijnlijk te wijten was aanaan het asbest waarvan de vuurvaste pakken zijn gemaakt die hij gebruikt om te racen met motoren.
Zie ook: Biografie van Fryderyk ChopinHet jaar daarop, op 7 november 1980, stierf Steve McQueen op 50-jarige leeftijd in een Mexicaans ziekenhuis: zijn as werd uitgestrooid in de Stille Oceaan.
Steve McQueen was drie keer getrouwd (met actrice Neile Adams, die hem twee kinderen schonk, actrice Ali MacGraw en model Barbara Minty) en was niet alleen een acteur, maar ook een uitstekende auto- en motorcoureur, zodanig dat hij veel scènes die normaal gesproken aan stuntmannen en stuntdubbelaars zouden zijn toevertrouwd, zelf kon filmen. Het bekendste voorbeeld is de eindscène van 'The Bigescape', wanneer de hoofdpersoon in een Triumph TR6 Trophy uitgerust als een BMW oorlogsauto probeert naar Zwitserland te komen. In de hele film filmt Steve McQueen de scènes in eerste persoon, met uitzondering van de sprong in prikkeldraad, die werd uitgevoerd door een stuntman nadat de acteur was gevallen tijdens een repetitie.
McQueen's passie voor autosport bracht hem er ook toe om deel te nemen aan de 12 uur van Sebring, in een Porsche 908 met Peter Reyson: het resultaat was een opmerkelijke tweede plaats, iets meer dan 20 seconden achter de winnaar Mario Andretti. Dezelfde auto werd ook gebruikt voor de film 'Le 24 Heures de Le Mans' uit 1971, die een flop was maar door de jaren heen op grote schaal is geherwaardeerd.later als een van de beste werken over autosport.
Zie ook: Biografie van Tony HadleySteve McQueen was de eigenaar van talloze sportauto's, waaronder een Porsche 917, een Porsche 911 Carrera S, een Ferrari 250 Lusso Berlinetta en een Ferrari 512. Hij verzamelde in zijn leven ook talloze motorfietsen, in totaal meer dan honderd modellen.
In Italië werd de acteur vooral nagesynchroniseerd door Cesare Barbetti (in 'Soldier in the Rain', 'Sacred and Profane', 'Somebody Loves Me Up There', 'Nevada Smith', 'Papillon', 'Getaway' en 'The 24 Hours of Le Mans'), maar ook door onder andere Michele Kalamera ('Bullitt'), Pino Locchi ('Hell is for Heroes') en Giuseppe Rinaldi ('The Great Escape').